zondag 29 december 2013

Grijze stenen – Aflevering 4: Kangbashi

In Binnen-Mongolië, een provincie in het noorden van China, vinden we een heel interessante stad: Ordos. Ordos is een stad die in korte tijd zeer rijk is geworden, voornamelijk dankzij enorme steenkoolvoorraden. Ze bestaat uit drie districten: Dongsheng, Azhen, en Kangbashi. Kangbashi is de jongste van het stel en in het kader van deze serie de meest interessante. Het is een stad op zich, die op een kleine 30 kilometer van het “Oude Ordos” ligt, en is in tien jaar tijd uit de grond gestampt. Waar voor 2004 enkel woestijn te vinden was, staan nu wolkenkrabbers met luxueuze appartementen, grote villa’s, en hypermoderne architectonische bouwwerken. Je vindt er een uitgebreide bibliotheek, een Culture and Arts Center met één verdieping boven de grond en liefst vijf onder de grond, een museum dat een kunstwerk op zich is, theaters, sportvelden, grote parken, brede straten — en alles is nieuw en alles glimt. Voor Kangbashi heeft men zelfs het plan er een “groene stad” van te maken, dus met duurzame energievoorzieningen — toch niet het eerste dat je met Chinese steden associeert. Kortom, een moderne droomstad. Maar er mist iets: inwoners.

Kangbashi is namelijk vrijwel onbewoond. In 2010, zo was berekend, zou het district 300.000 inwoners hebben: ze telde dat jaar een schamele 30.000 bewoners. De meesten daarvan zijn ook nog eens tijdelijk: bouwvakkers, want de bouw van huizen en appartementen gaat onverminderd voort. In het oorspronkelijke plan huisvest Kangbashi uiteindelijk liefst 1 miljoen Chinezen. Een goede oplossing voor de enorme trek van platteland naar stad, zou je denken, ware het niet dat de prijzen van het vastgoed daarvoor veel te hoog liggen. De woningen worden dan ook massaal opgekocht door de nouveaux riches van China, die het opkopen van de luxueuze woningen in het nieuwe district als een goede investering zien. Ze kopen geen huizen met het idee erin te gaan wonen, maar omdat de waarde van het vastgoed in China onverminderd stijgt: economen spreken van een gigantische vastgoedbubbel die ooit moet gaan barsten. Voorlopig ziet het er echter nog niet naar uit. Er wordt vrolijk doorgebouwd in de woestijn, het GDP (gross domestic product) vertoont al decennialang een stijgende lijn, evenals de huizenprijzen in Kangbashi. Of dit op de lange termijn vol te houden is, is nog maar de vraag.

Hoe de economische toekomst ook maar zal zijn, Kangbashi staat nu al jarenlang als symptoom van de gouden Chinese tijden in de woestijn van Binnen-Mongolië te glinsteren. Behalve de eerder genoemde bouwvakkers zijn er wat ambtenaren te vinden: het lokale bestuur van Ordos is namelijk al wel in het nieuwe district gehuisvest. De meeste ambtenaren kiezen er echter voor om zelf in het oude Dongsheng te blijven wonen.

Deze afwezigheid van permanente inwoners maakt het voor winkels en restaurants zeer onaantrekkelijk om zich in Kangbashi te vestigen: geen inwoners betekent immers geen inkomsten. De overheid doet intussen wel haar best om de stad op gang te helpen, en heel voorzichtig lijkt er wat meer leven te komen in het district, dat al vaak is aangehaald als voorbeeld van het ongecontroleerde Chinese bouwen van overbodige infrastructuur en huizen: het inwonersaantal zou toegenomen zijn tot zo’n 70.000 (officiële cijfers kon ik niet vinden), en de eerste tekenen van commerciële industrie zijn zichtbaar. De overheid heeft hieraan bijgedragen door ondernemers gratis ruimte aan te bieden, gratis openbaar vervoer en verblijf, jarenlange vrijwaring van belastingen, en flinke kortingen op gas, water, en licht.

Of het voldoende is om de spookstad tot leven te wekken, zullen we in de komende tien jaar zien. De Chinezen zien in ieder geval geen problemen. Het nieuwe district ziet er vooralsnog mooi en nieuw uit, de steenkoolmiljonairs hebben vastgoed om in te investeren, het GDP stijgt maar door. Dat Kangbashi voorlopig even zielloos is als de immense bronzen beelden die de gigantische, verlaten pleinen sieren, zal de investeerders een zorg zijn. En of de droomstad ooit een levende werkelijkheid wordt, zal de toekomst uitmaken.


Lege wegen leiden naar Kangbashi.


Luxueuze villawijken waar geen mens woont.

© Michael Christopher Brown for TIME


Het Wumulunplein; één bezoeker en een kudde paardenbeelden.


Het Linyinluplein.


Het Ordos Museum.

woensdag 18 december 2013

Halina Reijn, fashionista

Iedereen die (wel eens) mijn blog leest: bedankt! De afgelopen maanden heb ik van veel kanten, soms heel onverwacht, complimenten en/of opmerkingen gekregen (nog geen klachten tot zover) over de stukken die op onregelmatige basis op deze site verschijnen. Het is heel erg leuk om te merken dat mijn met zorg gesmede zinnen gelezen en gewaardeerd worden!

Vanmorgen kwam ik er tot mijn grote verrassing achter dat er een wel heel prominent lid in de leesgroep zit: Halina Reijn! Ik zag op het journaal namelijk een korte samenvatting van het Sportgala 2013, dat gisteravond gehouden werd — en hoewel ik normaal gesproken met name in het inhoudelijke deel geïnteresseerd ben (wie wordt sportman/sportvrouw/sportploeg van het jaar? Hoe kunnen ze überhaupt voetballers, schaatsers, turners, wielrenners, etc. met elkaar vergelijken?), kon ik na de samenvatting maar aan één persoon denken, een niet-sporter: de actrice die de prijs voor sportman van het jaar uitreikte.

Want daar stond ze! In knalrode jurk, met... verenepauletten. Nog geen drie maanden na publicatie van Flowers and feathers haalt Halina Reijn het ineens in haar hoofd om in een jurk met verenepauletten te verschijnen! Dat kan maar één ding betekenen: ze haalt haar inspiratie van deze site. Oké, het is geen jasje zoals ik in mijn artikel beschreef, maar dat is natuurlijk ook not done op een gala, wanneer mooie vrouwen in mooie jurken horen te verschijnen. Dus wat doet Halina? Ze kiest in plaats van een jasje voor een jurk met verenepauletten, diezelfde verenepauletten waar ik zulke lovende woorden over schreef. Dát is pas een vrouw met stijl en klasse. Halina (we mogen elkaar wel tutoyeren, neem ik aan?), héél erg leuk dat je mee bent gegaan in mijn enthousiasme voor verenepauletten. Mocht je nog eens tips nodig hebben op het gebied van fashion (mijn specialiteit) of op willekeurig ander vlak, dan weet je mij en mijn blog te vinden!

© Fashion Newz

Ten overvloede: bovenstaande foto heb ik via Google gevonden, de site www.FashionNewz.nl kende ik überhaupt niet. Zij zouden mij moeten kennen. Tss.

woensdag 11 december 2013

Ovidius, Metamorphosen en Ars amandi

Eén van de mooiste aspecten van de klassieke oudheid is wat mij betreft de literatuur. De mythen, epen, gedichten, en ander literair erfgoed vormen een blijvende bron van inspiratie, bieden steun bij twijfel, en zeggen soms precies die woorden waar ik naar op zoek was. Hoewel mijn hart meer bij de Griekse oudheid ligt dan bij de Romeinse, is er één dichter die de uitzondering vormt die elke regel nodig heeft: Ovidius.

Enkele jaren geleden las ik voor mijn studie de Metamorphosen, het meesterwerk van de Romeinse dichter. Een epos in luchtige vorm, met als hoofdthema ‘gedaantewisseling’. Ovidius behandelt in sneltreinvaart de gehele geschiedenis van de wereld, van het allereerste ontstaan tot aan zijn eigen tijd. Onderweg komen alle bekende en minder bekende mythen aan bod; in totaal worden er ruim 250 beschreven. In vrijwel elk verhaal komt een gedaantewisseling voor: goden die in mensen veranderen, mensen die in een plant of dier veranderen, de nimph Syrinx die in riet transformeert om aan de natuurgod Pan te ontsnappen die haar belaagt, de titaan Atlas die in het Noord-Afrikaanse Atlasgebergte verandert.

Hoewel het geheel al met al een luchtig en gemakkelijk te lezen epos vormt (de Metamorphosen wordt ook wel een “epyllium” genoemd, letterlijk vertaald “klein epos”), is zowel de inhoud als de schrijfstijl van zeer hoog niveau. Ovidius gebruikt bijvoorbeeld graag paradoxen, verwijst veelvuldig naar andere klassieke meesterwerken, geeft cryptische omschrijvingen van personen in plaats van ze simpelweg bij naam te noemen, en ga zo maar door. Dat de dichter ook op het gebied van stijl een absolute grootmacht was weet ik alleen uit commentaren; de metrische kundigheid en klankvondsten als alliteratie en rijm zijn door vertaling grotendeels weggevallen. Maar ook in vertaling blijven de verhalen mooi. Neem bijvoorbeeld het eerder genoemde verhaal over de gedaantewisseling van Atlas, waarin Perseus bij de titaan op bezoek komt:

Hij, Atlas, zoon van Japetus, had een reusachtig lichaam, groter dan wie dan ook. Zijn koninkrijk lag aan de rand der aarde, bij de Oceaan, daar waar de Zonnepaarden hijgend in zee verdwijnen met hun moegedraafde wagen. Hij liet daar op zijn velden duizend kuddes groot- en kleinvee rondgrazen; buren, die dicht bij hem woonden, had hij niet; de bomen droegen loof dat schitterde met gouden weerschijn en takken van puur goud, vol gouden ooft, beschaduwde.

Perseus sprak tot zijn gastheer: ‘Als de glans van hoge afkomst nog indruk op u maakt — ik ben de zoon van Jupiter, en als u houdt van heldendaden, kijk dan naar de mijne. Ik vraag gastvrijheid en een bed.’ Direct dacht Atlas aan een oud orakel, hem in Delphi ooit verstrekt door Thermis: ‘Atlas, het uur zal komen, dat je bos beroofd wordt van het goud. Een zoon van Jupiter zal trots zijn op de buit.’ Daarvoor bevreesd had Atlas dus zijn appelgaard voorzien van forse muren; een enorme draak moest die bewaken en iedereen van buitenaf werd uit het land geweerd. Ook tegen Perseus riep hij nu: ‘Weg hier! Of anders heb je heel weinig aan die zogenaamde heldenroem, zelfs niet aan Jupiter!’ Hij zet dit dreigen kracht bij door zijn vuisten te tonen, als de ander staan blijft en op kalme toon al even dreigend terugspreekt; minder sterk — wie kan zo sterk zijn als Atlas? — zegt hij: ‘Goed, u hebt mij liever niet te gast, neem dan dit gastgeschenk...’ en steekt van links het slangenzwarte Medusahoofd naar voren, zelf de ogen afgewend, en Atlas wordt in volle grootte in een berg veranderd! Zijn haar, zijn baard wordt bos; zijn schouders worden hellingen; zijn armen ook; wat hoofd was wordt de top van het gebergte; zijn botten worden rots. Daarna dijt hij oneindig hoog en ver naar alle kanten uit — zo wilden het de goden — en ’t hele zwerk met al zijn sterren rust sindsdien op hem. (Ov., Methamorph., IV. 631-662.)

Laatst pakte ik echter een ander werk van Ovidius uit de kast; de Ars amandi, vertaald Lessen in de liefde. (De redenen dat ik juist dit boek erbij pakte laat ik maar in het midden...) Wat me — niet voor het eerst — opviel was dat de woorden die Ovidius ruim 2000 jaar geleden schreef nog altijd actueel zijn, soms zelfs te losbandig lijken voor deze tijd. Er worden uitermate praktische tips gegeven over waar je de liefde van je leven het best kunt ontmoeten, en hoe je diegene moet versieren, behagen, en kunt behouden. Heb je je oog laten vallen op iemand die al bezet is? Geen probleem, met de tips van Ovidius weet je precies hoe je dit moet aanpakken, en hoe je vervolgens bewakers en kamermeisjes kunt omkopen of omzeilen. Ovidius vertelt zonder enige terughoudendheid hoe je er meerdere geliefden tegelijkertijd op na kunt houden, en weet zelfs de oplossing als één van de geliefden achter je dubbele agenda komt:

Doe in bed je best. Daar ligt al snel de vrede: een goede vrijpartij schoont eerder overspel.

De Lessen in de liefde lezen nog gemakkelijker dan de Metamorphosen. Niet alleen vanwege het tijdloze onderwerp en de uiterst pragmatische insteek van de zelfbenoemde “kundig liefdeskenner”, maar ook door het metrum: de Lessen in de liefde zijn in disticha geschreven; dat wil zeggen in combinaties van telkens een hexameter en een pentameter. Een hexameter is een versregel die uit zes versvoeten bestaat, een pentameter bestaat uit vijf versvoeten. Dit lijkt een klein verschil, maar dit metrum werkt eigenlijk als een goed uitgevoerde tweeslag in volleybal: de eerst bal wordt ruim omhoog gespeeld (de eerste regel is verhalend, uitweidend), en de tweede bal wordt direct hard binnengeslagen (en de tweede regel rondt direct af). De Lessen in de liefde zijn dus in een golvend ritme samengesteld, met teksten die soms haast als slagzinnen lezen.

Met het weekeinde (bijna) voor de deur, hieronder nog een paar tips die Ovidius aan vrouwen meegeeft die op het punt staan uit te gaan. Waaruit onder anderen blijkt dat fashionably late helemaal niet iets van de laatste jaren is:

Jij staat te popelen om uit te gaan, ik leid je naar feestvermaken, en ook daar geef ik je raad

Ga laat. Zorg voor een fraai entree bij lamplicht. Laat-zijn flatteert en is de beste liefdesmakelaar;

Zelfs lelijk lijk je voor laat wijnvolk toch wel mooi, en de donkerte verhult wat er aan jou mankeert.

Tast toe met vingermaat; het gaat om netjes eten, prop niet met vette vingers alles in je mond.

Eet weinig, minder dan je op kunt, stop aleer je de grens bereikt; eet thuis desnoods maar eerst iets kleins.

Als Paris Helena te gulzig had zien schrokken had hij haar wel verwenst: ‘Wat heb ik dom geschaakt!’

Wijn drinken dient, ja siert een jonge vrouw veel beter. Bacchus en Venus vormen een prima paar,

En als je hoofd het volhoudt, doen ook geest en benen wel mee, zolang je maar niet één verslijt voor twee.

Schandalig is een vrouw die zwaarbeneveld omvalt. Zo een verdient de ergste vrijer die er is;

En na het eten slapen met je hoofd op tafel schaadt ook, omdat zo’n slaap meestal decorum mist.