maandag 19 mei 2014

Dans la maison

Afgelopen zondag heb ik Dans la maison gekeken. Een film die ondanks beperkte actie en beperkte ruimtes van begin tot eind boeit, dankzij een zeer intrigerend plot. Een film waarin door de samensmelting van (vertel)realiteit en fictie alles mogelijk is, en niet in positieve zin.

Dans la maison gaat over Germain, leraar Frans, en zijn leerling Claude. Laatstgenoemde beschrijft in een opstel hoe hij in het huis van klasgenoot Rapha binnen is gekomen, iets wat hij al lang wilde — de reden waarom Claude zo gebiologeerd is door het huis en zijn bewoners krijgen we niet te weten. Het opstel is goed geschreven en prikkelt Germain. Hij moedigt Claude aan door te gaan met schrijven. Claude geeft hier graag gehoor aan, en dringt steeds dieper door in de familie van Rapha, die behalve zoonlief uit vader Rapha sr. en moeder Esther bestaat. Al gauw echter begint realiteit en fictie in zijn opstellen door elkaar te lopen, deels door de aanwijzingen van Germain (“Rapha jr. is een vlak personage zonder enig conflict! Geef hem toch meer diepgang!”), en deels door de verborgen verlangens van Claude zelf die zich steeds prominenter uiten in gefantaseerde stukken in zijn opstel.

Maar welke gebeurtenissen zijn licht aangepast of aangedikt om aan de tips van Germain gehoor te geven, wat is pure fantasie en wat gebeurt er nu echt in het huis? Hoe verder de film vordert, hoe minder je als kijker weet wat je kunt vertrouwen. Eerst heb je nog het houvast dat pas wanneer Germain of zijn vrouw de verhalen van papier leest, de verhaallijn rond Claude en de familie Rapha wordt ontvouwen. Later is hier helemaal geen papier meer voor nodig, en fictie en realiteit raken al helemaal verwikkeld wanneer Germain óók in het huis van de Rapha’s opduikt en directe aanwijzingen geeft over het verloop van het verhaal dat zich recht voor hem afspeelt.

Het inkaderen van een verhaal in een verhaal (mise en abyme) is natuurlijk een beproefd concept. Eén van mijn favoriete auteurs, Paul Auster, is hier een meester in: in zijn boeken is soms direct duidelijk dat we met een raamvertelling te maken hebben (ik denk aan Man in the dark), soms is dit subtieler. Het beste voorbeeld hiervan is het briljante Invisible, waarin de secundaire verteller overigens ook onbetrouwbaar blijkt. Deze grijpt echter niet rechtstreeks in in de tweede laag, hij presenteert de gebeurtenissen alleen overgoten met een sausje van fantasie en een iets teveel aan eigen interpretatie. Een voorbeeld van een boek waarbij iemand uit de eerste laag wél rechtstreeks ingrijpt in de gebeurtenissen die zich een vertellaag lager afspelen, is Het oneindige verhaal van Michael Ende. In dit boek is het Bastiaan zelf die uiteindelijk het rijk Fantasia redt, waarover hij in een boek leest.

In Het oneindige verhaal zorgt het ingrijpen in de lagere vertellaag niet voor een gespannen sfeer. Integendeel, de versmelting van vertelwerkelijkheid en fantasie zorgt er juist voor dat Bastiaan allerlei buitengewone avonturen in Fantasia beleeft.

De sfeer in Dans la maison daarentegen wordt spannender en spannender. Hoewel Claude al meteen wordt neergezet als een wat vreemd joch (hoe hij in het huis van zijn ‘vriend’ Rapha diens ouders bespioneert, hoe berekenend hij de vriendschap met Rapha opbouwt, de wat neerkijkende toon waarmee hij mensen beschrijft), wordt hij hoe langer hoe enger. Niet alleen worden zijn verhalen steeds onbetrouwbaarder, ook lijkt hij steeds uitgekookter en killer te werk te gaan. En vooral: hij schrijft alles op, dus hij maakt het verhaal. Door het vervagen van de grens tussen eerste- en tweede verhaallijn lijkt Claude als een poppenspeler te beschikken over de lotgevallen van Rapha en zijn familie. Tot het een zaak van leven en dood lijkt — of is?

Het zwakke punt van de film is wat mij betreft het wat softe einde. Enerzijds was ik opgelucht na de ontknoping, anderzijds is het zonde dat de opgebouwde spanning en de opgestapelde vragen niet in een verwoestende climax resulteren. Geen vuurwerk in de finale dus, maar een sereen eindshot dat wat mij betreft de rest van de film wat afzwakt. Wat het overigens wel weer tot een prima film voor op de zondagavond maakt.


zaterdag 10 mei 2014

Zout

Eén van de mooiste zinnen uit de muziekgeschiedenis komt wat mij betreft voor rekening van The National. Ik heb het openingsnummer van hun laatste album Trouble Will Find Me nu al een half uur op repeat staan, en elke keer weer voel ik een brok in mijn keel opkomen als zanger Matt Berninger de woorden uit de titel zingt: ‘I should live in salt for leaving you behind’.

Hoewel ik het hele nummer enorm mooi vind — van de muziek tot de vocalen tot de tekst in zijn geheel — springt deze zin er voor mij echt uit. Hij roept een in-en-in tragisch beeld op, van iemand die verscheurd door verdriet en schuldgevoel op een plek leeft waar niets kán leven. Op een zoutvlakte, waar de zon genadeloos brandt en waar het water dat te vinden is de dorst alleen maar erger maakt. Waar zoutkristallen in open wonden en in alle slijmvliezen prikken, en waar de boetedoener uiteindelijk in het gekristalliseerde zout van zijn eigen tranen zal zitten. Zijn tijd uit zal zitten.

Op internet wordt de vergelijking met het oudtestamentische verhaal van de vernietiging van Sodom en Gomorra veelvuldig gemaakt. In dit verhaal (Gen. 18—19) worden de zondige steden vernietigd met zwavel en vuur. De gewaarschuwde Lot weet met zijn gezin te ontkomen, maar zijn vrouw kijkt tegen de instructies van God in achterom en verandert terstond in een zoutpilaar.

Zelf vind ik die vergelijking niet helemaal opgaan. Zeker, de vrouw van Lot keek ook terug op wat ze niet heeft kunnen redden, net als de ikfiguur uit het nummer. Maar waar zij direct in een zoutpilaar verandert en niet verder leeft, zingt Berninger over het verder leven in zout. En dat is ook het tragische wat uit ‘I should live in salt for leaving you behind’ spreekt: het boete doen, het langdurige lijden omdat je iemand hebt achtergelaten waar je bij had moeten blijven. Het dubbele verdriet: de pijn die niet alleen bestaat uit het verder leven an sich zonder degene die je achterliet, maar ook uit het stekende schuldgevoel dat jij de foute keuze gemaakt hebt alleen verder te gaan.

De rest van het nummer lijkt te wijzen op een (ex)geliefde die achter is gelaten (hoewel betwistbaar), maar ik wil het graag alleen over die ene zin ‘I should live in salt for leaving you behind’ hebben. Want wanneer ik die zin hoor vergeet ik de rest van het nummer, en zie ik het eerder geschetste beeld voor me van een gebroken persoon op een kale zoutvlakte. De gedachten van die persoon gaan in mijn beleving niet per se uit naar een (ex)geliefde, maar kunnen evengoed uitgaan naar een vriend, vriendin, broer, zus, of een ander familielid. Iemand van wie de ikfiguur houdt en had moeten helpen, bij had moeten blijven. Maar de ikfiguur liet de ander aan zijn of haar lot over, met alle gevolgen van dien. En nu is de ikfiguur die verliet zelf de verlatene, alleen met pijn en zout. Misschien verandert hij op den duur zelf in een zoutpilaar, je zou het haast hopen.

Overigens dacht ik bij het horen van ‘I should live in salt for leaving you behind’ aan een ander, meer recent literair werk. Wie Hhhh van Laurent Binet heeft gelezen herinnert zich wellicht het dorp Lidice dat niet herinnerd mocht worden; “Het bevel luidt Lidice letterlijk van de kaart te vegen. ... men strooit zout over de aarde om er zeker van te zijn dat er niets meer ontkiemt.” Bij het lezen van dit boek stroomde het zoutwater ongeremd uit mijn ogen; net als The National heeft Binet zeldzaam talent voor het oproepen van pijn juist door mooie teksten. Wellicht later meer hierover.


The National, “I Should Live in Salt”