woensdag 11 december 2013

Ovidius, Metamorphosen en Ars amandi

Eén van de mooiste aspecten van de klassieke oudheid is wat mij betreft de literatuur. De mythen, epen, gedichten, en ander literair erfgoed vormen een blijvende bron van inspiratie, bieden steun bij twijfel, en zeggen soms precies die woorden waar ik naar op zoek was. Hoewel mijn hart meer bij de Griekse oudheid ligt dan bij de Romeinse, is er één dichter die de uitzondering vormt die elke regel nodig heeft: Ovidius.

Enkele jaren geleden las ik voor mijn studie de Metamorphosen, het meesterwerk van de Romeinse dichter. Een epos in luchtige vorm, met als hoofdthema ‘gedaantewisseling’. Ovidius behandelt in sneltreinvaart de gehele geschiedenis van de wereld, van het allereerste ontstaan tot aan zijn eigen tijd. Onderweg komen alle bekende en minder bekende mythen aan bod; in totaal worden er ruim 250 beschreven. In vrijwel elk verhaal komt een gedaantewisseling voor: goden die in mensen veranderen, mensen die in een plant of dier veranderen, de nimph Syrinx die in riet transformeert om aan de natuurgod Pan te ontsnappen die haar belaagt, de titaan Atlas die in het Noord-Afrikaanse Atlasgebergte verandert.

Hoewel het geheel al met al een luchtig en gemakkelijk te lezen epos vormt (de Metamorphosen wordt ook wel een “epyllium” genoemd, letterlijk vertaald “klein epos”), is zowel de inhoud als de schrijfstijl van zeer hoog niveau. Ovidius gebruikt bijvoorbeeld graag paradoxen, verwijst veelvuldig naar andere klassieke meesterwerken, geeft cryptische omschrijvingen van personen in plaats van ze simpelweg bij naam te noemen, en ga zo maar door. Dat de dichter ook op het gebied van stijl een absolute grootmacht was weet ik alleen uit commentaren; de metrische kundigheid en klankvondsten als alliteratie en rijm zijn door vertaling grotendeels weggevallen. Maar ook in vertaling blijven de verhalen mooi. Neem bijvoorbeeld het eerder genoemde verhaal over de gedaantewisseling van Atlas, waarin Perseus bij de titaan op bezoek komt:

Hij, Atlas, zoon van Japetus, had een reusachtig lichaam, groter dan wie dan ook. Zijn koninkrijk lag aan de rand der aarde, bij de Oceaan, daar waar de Zonnepaarden hijgend in zee verdwijnen met hun moegedraafde wagen. Hij liet daar op zijn velden duizend kuddes groot- en kleinvee rondgrazen; buren, die dicht bij hem woonden, had hij niet; de bomen droegen loof dat schitterde met gouden weerschijn en takken van puur goud, vol gouden ooft, beschaduwde.

Perseus sprak tot zijn gastheer: ‘Als de glans van hoge afkomst nog indruk op u maakt — ik ben de zoon van Jupiter, en als u houdt van heldendaden, kijk dan naar de mijne. Ik vraag gastvrijheid en een bed.’ Direct dacht Atlas aan een oud orakel, hem in Delphi ooit verstrekt door Thermis: ‘Atlas, het uur zal komen, dat je bos beroofd wordt van het goud. Een zoon van Jupiter zal trots zijn op de buit.’ Daarvoor bevreesd had Atlas dus zijn appelgaard voorzien van forse muren; een enorme draak moest die bewaken en iedereen van buitenaf werd uit het land geweerd. Ook tegen Perseus riep hij nu: ‘Weg hier! Of anders heb je heel weinig aan die zogenaamde heldenroem, zelfs niet aan Jupiter!’ Hij zet dit dreigen kracht bij door zijn vuisten te tonen, als de ander staan blijft en op kalme toon al even dreigend terugspreekt; minder sterk — wie kan zo sterk zijn als Atlas? — zegt hij: ‘Goed, u hebt mij liever niet te gast, neem dan dit gastgeschenk...’ en steekt van links het slangenzwarte Medusahoofd naar voren, zelf de ogen afgewend, en Atlas wordt in volle grootte in een berg veranderd! Zijn haar, zijn baard wordt bos; zijn schouders worden hellingen; zijn armen ook; wat hoofd was wordt de top van het gebergte; zijn botten worden rots. Daarna dijt hij oneindig hoog en ver naar alle kanten uit — zo wilden het de goden — en ’t hele zwerk met al zijn sterren rust sindsdien op hem. (Ov., Methamorph., IV. 631-662.)

Laatst pakte ik echter een ander werk van Ovidius uit de kast; de Ars amandi, vertaald Lessen in de liefde. (De redenen dat ik juist dit boek erbij pakte laat ik maar in het midden...) Wat me — niet voor het eerst — opviel was dat de woorden die Ovidius ruim 2000 jaar geleden schreef nog altijd actueel zijn, soms zelfs te losbandig lijken voor deze tijd. Er worden uitermate praktische tips gegeven over waar je de liefde van je leven het best kunt ontmoeten, en hoe je diegene moet versieren, behagen, en kunt behouden. Heb je je oog laten vallen op iemand die al bezet is? Geen probleem, met de tips van Ovidius weet je precies hoe je dit moet aanpakken, en hoe je vervolgens bewakers en kamermeisjes kunt omkopen of omzeilen. Ovidius vertelt zonder enige terughoudendheid hoe je er meerdere geliefden tegelijkertijd op na kunt houden, en weet zelfs de oplossing als één van de geliefden achter je dubbele agenda komt:

Doe in bed je best. Daar ligt al snel de vrede: een goede vrijpartij schoont eerder overspel.

De Lessen in de liefde lezen nog gemakkelijker dan de Metamorphosen. Niet alleen vanwege het tijdloze onderwerp en de uiterst pragmatische insteek van de zelfbenoemde “kundig liefdeskenner”, maar ook door het metrum: de Lessen in de liefde zijn in disticha geschreven; dat wil zeggen in combinaties van telkens een hexameter en een pentameter. Een hexameter is een versregel die uit zes versvoeten bestaat, een pentameter bestaat uit vijf versvoeten. Dit lijkt een klein verschil, maar dit metrum werkt eigenlijk als een goed uitgevoerde tweeslag in volleybal: de eerst bal wordt ruim omhoog gespeeld (de eerste regel is verhalend, uitweidend), en de tweede bal wordt direct hard binnengeslagen (en de tweede regel rondt direct af). De Lessen in de liefde zijn dus in een golvend ritme samengesteld, met teksten die soms haast als slagzinnen lezen.

Met het weekeinde (bijna) voor de deur, hieronder nog een paar tips die Ovidius aan vrouwen meegeeft die op het punt staan uit te gaan. Waaruit onder anderen blijkt dat fashionably late helemaal niet iets van de laatste jaren is:

Jij staat te popelen om uit te gaan, ik leid je naar feestvermaken, en ook daar geef ik je raad

Ga laat. Zorg voor een fraai entree bij lamplicht. Laat-zijn flatteert en is de beste liefdesmakelaar;

Zelfs lelijk lijk je voor laat wijnvolk toch wel mooi, en de donkerte verhult wat er aan jou mankeert.

Tast toe met vingermaat; het gaat om netjes eten, prop niet met vette vingers alles in je mond.

Eet weinig, minder dan je op kunt, stop aleer je de grens bereikt; eet thuis desnoods maar eerst iets kleins.

Als Paris Helena te gulzig had zien schrokken had hij haar wel verwenst: ‘Wat heb ik dom geschaakt!’

Wijn drinken dient, ja siert een jonge vrouw veel beter. Bacchus en Venus vormen een prima paar,

En als je hoofd het volhoudt, doen ook geest en benen wel mee, zolang je maar niet één verslijt voor twee.

Schandalig is een vrouw die zwaarbeneveld omvalt. Zo een verdient de ergste vrijer die er is;

En na het eten slapen met je hoofd op tafel schaadt ook, omdat zo’n slaap meestal decorum mist.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten