vrijdag 26 juli 2013

Met zonnebril en al de bekende valkuil in

Het overkomt iedereen wel eens: je loopt nietsvermoedend door de stad, twijfelt een beetje of je je zonnebril op moet houden (want: blits modelletje) of af moet zetten (want: zware bewolking) en mijmert een beetje over het menu van die avond, als er plotseling iemand voor je springt, met twee gestrekte armen naar je wijst, je met wijdopengesperde ogen aanstaart en “Jij bent de uitverkorene!” roept. De meeste mensen weten dan wel hoe laat het is; ze glimlachen afgemeten, zeggen iets in de trant van “nu echt even geen tijd” en lopen gauw door. Helaas, zo snel kan ik niet omschakelen. Ik zat nog middenin de afweging zonnebril op—zonnebril af, en twijfelde tussen pasta en taco’s voor die avond. “De uitverkorene” belandde middenin een zwalkende stroom gedachten en werd er moeiteloos in opgenomen. Ik? De uitverkorene? Waarom dan? Nou ja, waarom ook niet? Maar waarvoor dan?

Ik stopte met lopen en keek het meisje dat zo ineens voor me was gesprongen aan. Ik kon niets uitbrengen, ik keek haar alleen maar verward aan — maar van mijn verwarring was dankzij mijn blitse modelletje zonnebril niets te merken. Lang leve spiegelende glazen! Ik raakte hem even aan, omdat de gedachte door mijn hoofd schoot dat het wel zo beleefd is om voor een gesprek je zonnebril af te zetten — maar direct daarna bedacht ik dat ik de ander überhaupt niet kende, dat zij ineens op mij afsprong en me zomaar aansprak, en dat als ik mijn zonnebril afzette ze direct in mijn ogen de paniek (vermengd met een vleugje doodsangst) zou zien. Kortom, de zonnebril bleef waar hij zat.

“Ik heb vandaag al vier mensen enthousiast weten te maken voor Dokters van de wereld, en jij gaat nummer vijf worden!” riep ze vrolijk uit. Ik glimlachte wat ongemakkelijk. “Oh jee,” zei ik toen maar. “Hier in Nederland hebben we uitstekende gezondheidszorg,” begon ze het bekende verhaal. Ik deed mijn ogen dicht (onmerkbaar, want: spiegelende glazen) en luisterde half. Kon ik het maken alsnog weg te lopen? Had ik een zin als “I have to return some videotapes” (American Psycho) gereed? Eigenlijk niet. “Maar wat wil je nou precies van mij?” vroeg ik in de eerstvolgende stilte die ze liet vallen. “Ik wil jouw nummer, dan bel ik je volgende week en dan vliegen we naar Bangladesh om zieke mensen te helpen,” antwoordde ze. Ik keek haar aan. “Oké, is goed,” antwoordde ik. Nu was zij even stil. “Dat was natuurlijk een grapje,” herpakte ze zich weer. “Nee, zonder gekkigheid, we zijn op zoek naar mensen om ons te steunen met een maandelijkse bijdrage.”

Tien minuten later capituleerde ik. Ik had nog tegengestribbeld door te stellen dat ik principieel (met dat woord win je altijd!) geen maandelijks abonnement op een goed doel wilde — dat ik best eenmalig wat wilde doneren, maar dat ik nergens aan vast wilde zitten. Maar ja, als ik het bedrag dat ik bereid was te storten nou gewoon uitspreidde over een kwartaal, en dan de boel opzegde? “Nee, ik ken mezelf, dat laat ik dan weer versloffen,” probeerde ik nog. Maar het meisje bood aan me persoonlijk een mail te sturen als de vier maanden voorbij waren. Wat viel daar nog tegen in te brengen? Ik mompelde nog wat onduidelijks, mijn ogen schoten achter mijn blitse modelletje heen en weer op zoek naar een uitweg, maar ik zat al te ver in de fuik. Het meisje had er inmiddels een formuliertje bijgepakt. Schoorvoetend gaf ik mijn gegevens prijs — ik dacht er nog even over om een cijfertje hier en een lettertje daar te veranderen, maar dat zou pas echt tegen mijn principes zijn.

Nadat ze tenslotte mijn handtekening ontfutseld had, werd ik weer vrijgelaten en kon ik verder lopen. Het was zeker niet de eerste keer dat ik in de stad vastgelegd werd voor het één of andere goede doel. En ja, ik weet het, eigenlijk wordt van het geld dat ik doneer vooral die sympathieke student uitbetaald die mij met een leuke lach en een vlotte babbel weet te strikken. En de rest gaat naar de topman van het fonds, die op een gouden toiletpot piest en van wiens jaarsalaris de gehele derde wereld dagelijks een viergangendiner voorgeschoteld zou kunnen krijgen. Maar ja, ik blijk keer op keer weer erg vatbaar te zijn voor zielige verhalen (denk aan een combinatie van kindjes, hazenlipjes, en Bangladesh) en steekhoudende argumenten (het is écht heel belangrijk).

Toen ik mijn weg door de stad vervolgde, baalde ik ervan dat ik voor de zoveelste keer dezelfde valkuil ingetuimeld was. Omkijken durfde ik niet, maar ik weet zeker dat ik de high-five hoorde die het meisje met haar collega-ronselaar deed: weer een sukkel vast weten te leggen. In mijn hoofd zag ik de topman op zijn gouden toiletpot zitten, lachend en met een dikke sigaar tussen zijn vette lippen geklemd. Ik liep door met de staart tussen de benen. Gelukkig was ik van één dilemma af: de zonnebril bleef sowieso op om mijn laatste restje coolheid te bewaren. Nu de keuze pasta—taco’s nog.

woensdag 24 juli 2013

Ted King for President

Ik leerde Ted King ongeveer een jaar geleden kennen, tijdens één van mijn zwerftochten op het internet. Via een site met wielernieuws, een paar sites van Pro Tour-teams, en wat persoonlijke websites van andere professionele wielrenners kwam ik uiteindelijk uit bij King’s weblog, www.iamtedking.com – om er de komende uren niet meer weg te gaan. Ik verslond in één avond zo’n vier jaar aan artikelen die bol stonden van humor, zelfspot, en grappige observaties, en sloot uiteindelijk alleen maar af omdat mijn verantwoordelijkheidsgevoel (de wekker stond de volgende dag op acht uur) mijn snelgroeiende fascinatie nog net de baas was. De volgende dag zette ik tegelijk met het koffiezetapparaat de computer aan, en dook weer in King’s digitale dagboek.

Na een paar dagen had ik vrijwel elk artikel gelezen en was ik groot fan van de renner uit New Hampshire. Ted King is door zijn broer Robbie het wielrennen ingerold. Via de wielerploeg van zijn college, de Amerikaanse jeugdploeg, een Amerikaans continentaal team, en het Cervélo Test Team werd hij in 2011 in het Pro Tour-team van Liquigas-Cannondale (het huidige Cannondale) opgenomen. In deze ploeg is hij een domestique, een knecht: iemand die bidons met water bij de ploegwagen ophaalt, iemand die aan kop van het peloton rijdt lang voor de prijzen verdeeld worden, iemand die simpelweg als windscherm opgesteld wordt. Kort gezegd, geen man voor de overwinningen. Voor Ted King geen bloemen na afloop van een koers, geen zoenen van rondemisses en geen leven als een popster. Maar dat hoeft voor hem ook niet. Ted King geniet van het fietsen zelf, van koffie, maple syrup en lekkere wijn, van de reizen die hij dankzij zijn beroep mag maken, en van allerlei kleine dingen die hij als geen ander kan waarderen en waar hij als geen ander over kan schrijven.

Na een aantal weblogs van hem gelezen te hebben, is duidelijk dat Ted King één grote droom heeft: deelnemen aan de Tour de France. Vorig jaar in de zomer reed hij de Ronde van Polen, of zoals King zelf schreef: “the Tour de France East, which this year is seven days of racing all throughout Poland and curiously is more accurately called the Tour of Poland. […] The Tour of Poland […] is basically a who’s who of who’s not racing that three-week dealie in France right now.” Dit jaar mocht hij dan zijn debuut maken in de Ronde van Frankrijk. De honderdste editie, de eerste voor de dertigjarige Amerikaan. “The dumptruck full of awesome is headed to France!” aldus King

Van een droomdebuut was echter bepaald geen sprake. Al in de eerste etappe was de renner betrokken bij een valpartij, waar hij allesbehalve ongeschonden uitkwam: hij moest de Tour vervolgen met (onder andere) een zware schouderblessure. De tweede en derde etappe beet hij op zijn tanden en reed hij de ritten keurig in de laatste bus uit. De vierde etappe stond een ploegentijdrit gepland. Aangezien de houding op een aerodynamische tijdritfiets te veel pijn deed voor de gehavende King, ging hij van start op een gewone wegfiets. Voor wie de verschillende modellen niet voor zich ziet: dat is een wereld van verschil. Al in de eerste kilometers moest hij zijn ploeggenoten dan ook laten gaan: hij kon ze simpelweg niet bijhouden. Maar in plaats van zijn fiets naar de kant van de weg te sturen en in de ploegwagen te gaan zitten, ploeterde King zich in zijn eentje een weg over het parcours. Opgeven? Dat nooit. Na 32 minuten en 32 seconden afzien bereikte hij de finish – dat is een gemiddelde snelheid van 46 km/u, dat halen de meeste (amateur)renners alleen met stevige wind mee en bergaf. Maar de jury was niet onder de indruk. 7 seconden buiten de tijdslimiet, zo stelden ze kil vast. Ted King moest de Tour de France verlaten.

Maar reglementen zijn in het wielrennen eigenlijk nooit in steen gebeiteld. Finishlijnen kunnen ineens verlegd worden, en er worden her en der wat tijdstraffen uitgedeeld of tijden juist naar beneden bijgesteld. Bovendien heeft de jury in het verleden vaker met de hand over het hart gestreken: in 2011 heeft bijvoorbeeld een groep van 88 renners, waaronder topsprinter Mark Cavendish, clementie gekregen terwijl de tijdslimiet van die etappe met bijna twee minuten overschreden was. Wat de zaak-King nog extra wrang maakt, is dat de fietscomputer van King zelf een andere tijd aangaf dan de tijd die de jury hanteerde. Volgens Kings eigen meting was hij binnen de limiet gebleven.

Er is veel geschreven en gezegd over dit voorval. De interviews met een geëmotioneerde King, waar de verslagenheid vanaf droop, gingen de hele wereld over. Eigenlijk was iedereen het er over eens dat King een rolmodel voor het wielrennen is: op de fiets kan hij ontzettend afzien en knokt hij voor wat hij waard is, en tegelijkertijd is hij buiten de koers zo bereikbaar, zo menselijk. Voor het eerst sinds lange tijd heeft het wielrennen weer een renner waar ze zonder voorbehoud trots op mag zijn, zo klonk het. Op Twitter werd massaal de hashtag “#LetTedRide” gebruikt, en ook via Facebook en andere sociale media stroomden de steunbetuigingen aan de Cannondale-renner binnen. Ook ik besloot een mail te sturen. Ik vertelde hem hoe verschrikkelijk zonde ik het vond dat hij uit de Tour de France gezet was (en, welja, dat ik zeker was dat heel Nederland het met me eens was), dat ik sinds tijden trouw lezer ben van zijn weblog, en mijn virtuele tourploeg naar hem vernoemd heb: “Ted King for President”. Niet een heel bijzonder verhaal, waarschijnlijk kreeg hij honderden van zulke steunbetuigingen, maar toch leuk om te lezen. Binnen twee uur kreeg ik antwoord:

Thank you Heleen. Your email means a lot to me right now.

Best,

Ted

Voor mij maken renners als Ted King het wielrennen de moeite waard. Ze laten zien dat wielrennen meer is dan hard fietsen. Ze laten zien dat wielrennen, net als alle sporten overigens, emotie is, en dat wielrenners ook maar mensen zijn die net als iedereen vallen, weer opstaan, en hun dromen verder achterna jagen. En ik hoop dat de droom van Ted King volgende zomer écht uitkomt, en hij na drie weken koers de Champs-Elysées op mag rijden. Wat zal de champagne dan goed smaken.

Lana del Rey in de Heineken Music Hall –
Uitzinnig publiek, matige muziek

Woensdag 29 mei trad Lana del Rey op in een uitverkochte Heineken Music Hall, en ik was één van de gelukkigen met een kaartje. Tussen het voorprogramma – vier mannen met gitaren – en de hoofdact in, had ik uitgebreid de tijd om de rest van het publiek te bestuderen. Een grove indeling was snel gemaakt: 80% jonge meisjes, 10% meegesleepte vriendjes, en nog eens 10% homo’s. De gesprekken die ik opving waren vermakelijk en verrassend, aangezien ik normaal gesproken nooit tussen een mensenmassa met een dergelijke samenstelling sta. “Ha-haa! Zie je die jongen daar verderop?” kraaide een gezellige homo achter me. “Die met dat witte pluizige shirt aan. Een albino-pino! Ha-haa!” Ondertussen probeerden twee jonge meisjes zich door het publiek naar voren te worstelen. “Ik vind eigenlijk wel dat ik recht heb op een plek vooraan,” stelde één van hen. “Ik ken echt ál haar nummers uit mijn hoofd.” “Ze is zó perfect,’ zuchtte de ander. De pogingen om dichter bij het podium te komen strandden echter al snel, ondanks het herhaaldelijke luide verkondigen van het eerste meisje dat ze toch echt wel recht had op een plek aan het podium.

Dat podium zag er inmiddels uit als een rariteitenkabinet uit vervlogen tijden. Er stonden twee stenen leeuwen, een vintage klerenkast waar flarden stof – spinrag? – uit hingen, een manshoge kandelaar met scheve, stompe kaarsen, palmbomen... Toen Lana del Rey uiteindelijk zelf het podium betrad reageerde het publiek onmiddellijk met uitzinnig gegil, dat minutenlang aanhield. De zangeres ging gekleed in een wit jurkje met lange mouwen en vrij zicht op de oneindig lange benen. In haar haar droeg ze een bijpassende hoofdband. Haar klassieke jaren ’50–’60-uitstraling, vol verlangen naar oude, vervlogen tijden, paste perfect in de nostalgische sfeer die het podium ademde.

Ze glimlachte, genietend van de massahysterie die ze teweegbracht, maar tegelijkertijd kwetsbaar, haast verlegen onder het geflits van de camera’s en het gejoel van de fans. Zo nu en dan keek ze dan ook bedeesd naar de grond – om even later sexy heupwiegend over het podium te paraderen. Het concert werd afgetrapt met twee nummers die niet afkomstig waren van de hit-cd “Born to Die”, en dat was te merken aan de respons van de zaal: er werd weinig meegezongen maar des te meer gegild. Vanaf het derde nummer, de hit “Blue Jeans” werd er meer meegezongen. Toch verstomde het gegil nooit helemaal; er werd altijd wel ergens in het publiek uitzinnig gekrijst.

Tussen de nummers door nam Del Rey uitgebreid de tijd om het publiek te danken voor de hartelijke ontvangst en het enthousiasme. Ze was vaak bij de eerste rijen te vinden om handen te schudden, te poseren voor foto’s, en de adoratie van dichtbij over zich heen te laten komen. Leuk voor de fans die vooraan staan en nu mooie foto’s op hun smartphones hebben staan, minder leuk voor de overige 85% van het publiek. Deze tijdrovende uitstapjes hadden helaas ook tot gevolg dat er weinig nummers uitgevoerd werden. In totaal speelde Del Rey slechts veertien nummers, waarbij een aantal meer up-tempo nummers als “Lolita” en “Off to the Races” geheel ontbraken. En dat is jammer, want wat stevigere nummers zouden een leuke tegenhanger zijn geweest van de ballads die ruimschoots aanwezig waren.

Daarbij waren de uitvoeringen die Del Rey ter gehore bracht verre van perfect, maar dat leek het uitzinnige publiek niet te deren: ook de valse noten en soms wat ongelukkige variaties werden met een ongekend enthousiasme begroet. Geholpen door het sfeervol ingerichte podium en het kwartet strijkers dat echt een extra dimensie aan het optreden gaf, zette Del Rey al met al een alleszins acceptabele show neer. Positieve uitschieters in de setlist waren de volledige uitvoering van “Ride” en de prachtige vertolking van “Young and Beautiful”. Het laatste nummer van de avond, “National Anthem”, sloot het concert op een typerende manier af: terwijl de strijkers en de overige meegebrachte bandleden op het einde de melodie op een haast hypnotiserende manier door bleven spelen, bracht de zangeres zelf zo’n twintig minuten door bij de fans op de eerste rijen. Wat mij betreft had ze daar nog uren knuffels mogen uitdelen en praatjes mogen aanknopen; juist de instrumentale fade-out was misschien wel het hoogtepunt van de avond.

Welkom

Welkom op deze site! Ik heb er een tijdlang (zeg maar gerust: jaren) tegen aan gehikt, maar nu is het dan zover: een digitaal platform waar ik geschreven stukken op zal plaatsen. Aangezien ik over van alles en nog wat schrijf, zullen hier zeer uiteenlopende stukken op verschijnen. Een anekdote hier, een achtergrondartikel daar, zo nu en dan een concert- of filmrecensie, een column-achtig stuk tussendoor en wie weet wat er verder nog op komt te staan. Alles is mogelijk.

De weblog heeft de naam heleen-en-de-wereld gekregen. Ten eerste omdat de stukken van mij zijn en over de wereld en alles daar tussenin zullen gaan, en ten tweede omdat ik het leuk vind dat er qua klinkers alleen maar e’s in deze naam zitten. Die dan wel weer op drie verschillende manieren uitgesproken worden; lang, kort, en stemloos. Maar dit terzijde.

Ik zal zo direct twee stukken plaatsen. Het eerste en meest gedateerde is een recensie van een concert dat eind mei plaatsvond. Het stond al tijden in de steigers, maar ik had het nooit afgemaakt. Het tweede is een recent geschreven kort stuk over mijn favoriete wielrenner die begin juli ineens veel media-aandacht kreeg door zijn vroege (onrechtmatige?) diskwalificatie in de Tour de France.

Tot zover dit welkom. Doe vanaf nu of je thuis bent!