vrijdag 31 juli 2015

Over verkrachte lesbische vrouwen die berinnen worden

Ik heb nu toch een leuke literaire ontdekking gedaan! Bij toeval, toen ik een half uurtje geleden De Volkskrant las. Waar een krant lezen al niet goed voor is. Of de interpretatie die ik hieronder prijs zal geven ook echt hout snijdt laat ik in het midden, maar wie het met me oneens is zal toch tenminste toegeven dat het een leuk toeval is, al helemaal gezien de Amsterdam Gay Pride van aankomend weekend.

Susie de Beer

Onlangs las ik Hotel New Hampshire, van John Irving, waarin de schrijver een parade aan maffe figuren opvoert, of tenminste figuren met maffe trekjes. In Irvings boeken krioelt het eigenlijk altijd van de buitenissige personages en vreemde gebeurtenissen. Niettemin lezen de verhalen zó vanzelfsprekend en natuurlijk, dat je als lezer helemaal meegaat in de vertelwereld zonder aan de realiteitswaarde te twijfelen. Het idee dat de personages toch wel érg zonderling waren en/of exotisch gedrag vertoonden komt (althans bij mij) pas achteraf, eenmaal terug in de saaie, ordinaire realiteit.

Zo ook Hotel New Hampshire. Ik ging helemaal op in de wereld van de familie Berry, de ouders en de vijf kinderen: John, de verteller, zijn broer Frank die homo is en later de overleden hond van de familie opzet (waar Iowa Bob, zijn opa, zich dan weer letterlijk van doodschrikt), zijn zus Franny, een mooi en sterk meisje waar John het hele boek lang verliefd op is, zijn zusje Lilly met dwerggroei, en zijn broertje Ei die van verkleden houdt en min of meer doof is. Naast de excentrieke familie passeren er nog veel meer personages de revue, waaronder Freud, een Oostenrijkse Jood die vader Win en moeder Mary ontmoeten tijdens hun vakantiebaantje in een hotel in Maine: Freud treedt daar op met zijn afgerichte beer (genaamd De Staat Maine). Freud is degene die de familie Berry later in het boek naar Wenen laat komen, om hem te helpen zijn hotel daar te runnen.

Dat hotel wordt, zo blijkt, bevolkt door hoeren en communisten. We maken kennis met een handvol nieuwe interessante en vermakelijke personages. Maar er is één persoon in het hotel die de show steelt, en dat is Susie de Beer, de linkerhand van de inmiddels blinde Freud. Zij helpt hem het hotel te bestieren en beschermt de hoeren waar nodig tegen vervelende klanten. Susie is een lesbische vrouw die zich na een verkrachting fijner voelde als beer. Daarom loopt ze in een berenpak rond en doet ze zich als een beer voor. Naarmate het boek vordert trekt ze steeds vaker haar pak uit en durft ze steeds beter weer als Susie het Mens te leven.

Callisto de berin

Beren vormen net als hoeren, transseksuelen, Wenen, en worstelen een vaak terugkerend thema in de boeken van John Irving. Hoewel de schrijver zelf heeft gezegd dat de beren geen metaforische waarde hebben, is het altijd leuk om als lezer een eigen interpretatie van de tekst te geven, en al dan niet bedoelde parallellen te vinden met andere literatuur, kunst, historische gebeurtenissen, etc. Vandaag vond ik dankzij De Volkskrant zo’n (hoogstwaarschijnlijk onbedoelde) parallel die te mooi was om te laten liggen.

In De Volkskrant las ik over een zogeheten “schoorsteenstuk” (feitelijk een soort schilderij) van Jacob de Wit. Op dit tafereel zien we hoe Jupiter, verkleed als de godin Diane (travestie!) de nimf Callisto verleidt (vrouwenliefde!) en vervolgens verkracht. Tot zover niets nieuws onder de zon. Aangezien ik de mythe niet helemaal kende, heb ik hem opgezocht. En nu komt het mooie: nadat Juno, de vrouw van Jupiter, achter dit overspel kwam, heeft ze wraak genomen door Callisto te veranderen… in een berin! (Ov. Metamorph., II. 409-488)

Overigens dreigt zo’n zestien jaar later Callisto’s onwettige zoon Arcas zijn berinnenmoeder tijdens een jachtpartij neer te schieten. Gelukkig grijpt Jupiter net op tijd in, en laat hij zowel Callisto als Arcas voortaan aan de hemel schitteren… Als de Grote en de Kleine Beer. (Ov. Metamorph., II. 490-507)

De twee metamorfosen

Verschillen in de versies daargelaten zijn de parallellen tussen Irvings Susie en Ovidius’ Callisto duidelijk en overheersend: een lesbische vrouw verandert, na een verkrachting door een man, in een berin.

Wat mij betreft is de waarde van literatuur andermaal bevestigd: het helpt ons te begrijpen dat waar beschavingen en werelden veranderen, de mens hetzelfde blijft. Zo helpt het ons de mens te doorgronden. Van de klassieke oudheid tot de moderne tijd: verkrachte lesbische vrouwen veranderen in berinnen. Dat was zo, dat is zo, en dat zal zo blijven.

(En nu hoop ik dat de vorige twee zinnen net zo natuurlijk lezen als de verhalen van Irving — en dat je pas over een half uur of een uur, wanneer je nog eens terugdenkt aan dit stuk, je beseft dat het toch misschien wel wat merkwaardig is allemaal...)


Jupiter, vermomd als Diana, verleidt de nimf Callisto. Door Jacob de Wit (1727).


Natassja Kinnski als Susie de Beer in de gelijknamige verfilming van Hotel New Hampshire (1984).

dinsdag 21 juli 2015

Pirou

De dagen strekken zich voor me uit als de langgerekte stranden bij Pirou, wanneer het tij op zijn laagst is. Het verschil tussen eb en vloed is hier enorm, net als bij de wat zuidelijker gelegen Mont Saint-Michel. Daar stijgt het water bij vloed liefst 15 meter: hier zal dat niet veel schelen. Waar de toeristen elkaar verdringen bij de Mont Saint-Michel, laten ze Pirou massaal links liggen. We komen slechts een handvol andere slechtweerzoekers tegen wanneer we op een grijze dag door het zielloze dorpje banjeren. “A vendre”, “A louer”, of voor geïnteresseerden met bouwplannen: “A bâtir” — de helft van het dorp lijkt van eigenaar te willen wisselen.

Hier zal ik de hoofdpersonage van mijn nog te schrijven boek heen sturen. Hier, op het strand van Pirou, onder een grijs wolkendek dat vrijwel zeker openbreekt wanneer het tij keert. Mijn personage zal net als ik over het strand struinen, de blik op het natte zand gericht. Altijd op zoek naar Saint-Jacquesschelpen — alleen de hele exemplaren tellen. Je vindt er gemiddeld één per twee kilometer, meestal half onder het zand. Zand dat een aantal uren daarvoor nog de zeebodem vormde, en meters onder het zeeoppervlak lag. Bij elke overspoeling wordt een nieuwe lading schelpen aangeleverd: twee keer per dag kun je gaan schatzoeken op het strand.

Zo zal mijn hoofdpersonage de rust in zijn (of haar) hoofd terugvinden, struinend en stoempend over het strand. Een jas zal soms nodig zijn, soms ook niet. Een lange broek zal nooit nodig zijn. Schoenen zijn soms wel fijn: het natte zand kan koud aanvoelen. Mijn hoofdpersonage zal kilometers per dag over het strand lopen, hij (of zij) zal de zeewind door het haar voelen en de licht rottende geur van zeewier opsnuiven. Af en toe zal er een andere wandelaar opduiken, meestal een hondenbezitter. Een glimlach, een knikje, een groet.

Af en toe zal mijn personage door de binnenlanden fietsen of lopen (misschien geef ik wel hardloopschoenen mee!): ook hier weinig leven en veel huizen die te koop staan. Een kasteeltje uit de 12e eeuw (niet te koop) dat de weinige toeristen een uitje biedt en wat optrekjes uit de categorie “oude chique”. Hoewel je van god en vaderland verlaten bent in dit deel van Normandië, zijn er weinig vervallen huizen en rommelige erven. Het zijn keurige spookgehuchten waar je doorheen komt. Lege parkeerplekken bij de Carrefour. Een bushalte waar nooit iemand zit te wachten. En als je al iemand ziet lopen, dan is het een oud mannetje dat de straat moeizaam oversteekt, zonder uit te kijken voor verkeer. Dat is er namelijk toch niet. In dit gebied, precies in dit heerlijke gebied zal mijn hoofdpersoon afrekenen met de spoken uit zijn of haar verleden. En de dagen zullen zich uitstrekken als de langgerekte stranden bij Pirou, wanneer het tij op zijn laagst is.


De binnenlanden bij Pirou