vrijdag 16 oktober 2015

Het eenvoudige geluk van rennen

Toen ik klein was brachten we altijd een deel van de zomervakantie door in Brem-sur-Mer, op een camping op een paar honderd meter van zee. De dagen waren van een heerlijke eenvoud: ’s ochtends ontbeten we met vers stokbrood en om de dag een croissantje, daarna gingen we pingpongen, badmintonnen, één of ander al dan niet zelfbedacht spel spelen, en/of lezen. We lunchten weer met stokbrood en daarna zetten we koers naar het strand. Een voettocht van zo’n 10 minuten (maar het voelde véél langer) door de zinderende hitte, dwars door het duingebied. Na twee duinen stonden we aan de Atlantische Oceaan. Daar bleven we de middag. Kastelen bouwen, zwemmen, beachballen, nog meer lezen, nog een keer zwemmen — de middagen waren van een ongekende zorgeloosheid.

Als het eb was, lag de zee een paar honderd meter verderop. Daar rende ik dan naartoe. Op blote voeten over het natte slib, waar mijn voeten bij elke pas een kletsgeluid in maakten. Voor me op de natte grond zag ik de weerspiegeling van de zon, die ik uit alle macht probeerde in te halen. Ik maakte mijn passen zo groot mogelijk en rende zo hard als ik kon, vastberaden om op een dag de zon af te troeven. Ik dacht nergens anders aan als ik rende. Ik hoorde alleen mijn eigen ademhaling en passen, en ik zag alleen die spiegeling van de zon voor me. Het strand kon me niet lang genoeg zijn. Ik heb de zon nooit kunnen inhalen, maar dat geeft niet.

Ook vanmiddag ging ik hardlopen. Niet over het strand, niet als een zorgeloos kind, maar door de straten van Utrecht en om te vergeten, om mijn gedachten uit te schakelen. Ergens na 17 kilometer liep ik over een vrij nieuw fietspad, dat glansde van de regen die gestaag viel, al de hele rit lang. De zon was nergens te bekennen, maar wel zag ik de weerspiegeling van de bomen op de grond voor me. Ik versnelde mijn pas en probeerde de eerste in te halen. Dit lukte, maar na elke boom waar ik overheen liep verscheen een nieuwe. En weer een nieuwe. Ik hoorde niets anders dan mijn ademhaling en mijn passen op het natgeregende asfalt, en ik zag niets anders dan de spiegeling van de bomen op de grond. Ik dacht nergens anders aan dan aan het volgende in te halen silhouet.

Op dat moment moest ik terugdenken aan het hierboven beschreven eenvoudige geluk van het rennen over het strand, inmiddels 15 (?) jaar geleden. Hoeveel kouder het vandaag ook was, en hoeveel andere dingen ik ook aan mijn hoofd had, heel even werd ik weer de Heleen van die vakanties. Ik werd overspoeld door geluk in de vorm van een heel geruststellende gedachte: hoezeer de wereld en de mensen om me heen ook mogen veranderen, en hoezeer ik zelf ook mag veranderen en ouder mag worden, ik zal altijd blijven rennen zoals dat kleine meisje over het strand, de zon achterna.


De enige foto die ik kon vinden die bij dit verhaal past. Overigens niet gemaakt in Utrecht of op het strand, maar in Olympia (Griekenland).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten