woensdag 28 augustus 2013

De Nederlandse berg

Alpe d’Huez eind augustus. De Tour de France-kermis is allang voorbijgetrokken, het toeristenseizoen loopt op zijn einde. De camping heeft haar snackbar al gesloten, maar het zwembad is nog wel open — er is geen sluitingstijd, want met zo’n dunbevolkte camping is de kans op overlast nihil. In de receptie hangt een Rabobank-wielershirt, met twee foto’s van Laurens ten Dam erbij. Ik informeer of het zijn shirt is, dat daar hangt. Dat blijkt het geval — de camping is de vaste stek van Ten Dam en zijn familie, als ze in de buurt zijn. De ogen van de campingbazin schitteren als ze een van de foto’s pakt en op de balie voor me legt. “Gekregen van zijn vrouw,” vertelt ze trots. “Ze waren hier deze zomer nog, zijn ouders waren er ook. En hij en zijn vrouw hebben een klein kindje nu, dat net kan lopen. Echt een schatje. Kijk, hier staat hij in zijn nieuwe tenue op; dit shirt hier is nog uit de tijd van de vorige sponsor.”

Als ik naar het nabijgelegen dorp loop, zie ik de vervaagde resten van op de weg geschilderde aanmoedigingen. “Bau en Lau” lees ik meerdere keren, over de hele breedte van de weg gekalkt. Stille herinneringen aan een mooie sportzomer. In het dorp zelf is het stil, uitgestorven haast. De supermarkt is lachwekkend groot, met veel kassa’s voor weinig klanten. Ik vraag me af of ze de hagelslag en de appelstroop uit het schap “Produits hollandaises” nog kwijt zullen raken. Nou ja, anders volgend jaar wel. Een groot hangbord geeft aan waar “Mineraalwater en bier” te vinden is. Pas als ik het bord voor een derde keer voorbij loop — er zit logica noch efficiëntie in mijn routes in de supermarkt — valt me de vreemdheid op, van een Nederlandstalig bord in een Franse supermarkt.

Sowieso vind ik het allemaal wat vreemd, zo’n Nederlandse berg in de Franse Alpen. Bij de beklimming rijden we over tientallen aanmoedigingen heen, niet alleen voor de Tourrenners die de berg afgelopen zomer in een etappe twee keer aandeden, maar ook voor deelnemers aan de Alpe HuZes — dat massaevenement waarbij deelnemers proberen op een dag de berg zesmaal op te rijden, om geld in te zamelen voor de kankerbestrijding. “Leonie, voor mama”, lees ik. “Frank Harry Tom Jan Harold HELDEN” staat er verderop onder elkaar. “Koffie met appeltaart” zegt een bord naast de weg. Waar ben ik beland? Ik fiets maar door. Na 21 bochten zijn we dan op de top. Echt ervan genieten doen we niet, aangezien het inmiddels begonnen is met regenen, en het boven op de berg een stuk kouder is dan beneden. Daarnaast heb ik hevige kramp in mijn bilspieren. Wanneer de ergste pijn gezakt is, en we tot de conclusie komen dat het geen zin heeft te wachten tot het droog is, trek ik mijn windjackje aan en zetten we de weg naar beneden in. Tijdens de afdaling over de natte wegen prijs ik mezelf gelukkig dat ik dit niet temidden van duizenden anderen hoef te doen; het is al eng genoeg om met een snelheid van 60 km/uur met verkrampte vingers van de kou en een schuddende fiets van het beven de remmen in te knijpen voor een haarspeldbocht. Na een aantal kilometer wordt het gelukkig aangenamer. De wegen zijn droog, de lucht voelt warmer aan. Ik tril niet langer, maar krijg het plezier in het dalen weer terug. Snelheid maken op de plekken waar je overzicht hebt, bijremmen bij het aanzien van een bocht, opletten of er geen tegenliggers aan komen, de ideale lijn bepalen en inzetten, remmen los en weer verder suizen.

Dat was gisteren, vandaag houden we een rustdag. Sebastiaan wilde wat voor zijn werk doen, ik heb mezelf bij het zwembad geïnstalleerd. Er heerst een heerlijke rust; gedurende de uren dat ik hier zit, zijn er tussen de twee en tien andere gasten. Genoeg om je niet verlaten te voelen, te weinig om het druk te noemen. Bovendien zit iedereen aan de linkerkant van het bad, in de volle zon, waar ik aan de rechterkant zit, met mijn bovenlijf in de schaduw van een heg. Een paar kinderen doen zwemwedstrijdjes, maken bommetjes, stampen wild in het rond in het ondiepe gedeelte. Hun gelach en gespetter zijn samen met het geklater van de fontein in het ondiepe bad de enige geluiden die ik hoor. In de verte kan ik een klein stukje van de weg zien, waar zo nu en dan een wielrenner langsflitst. Morgen hebben we de Col de la Croix de Fer op het programma staan. Tot die tijd beweeg ik maar zo min mogelijk, immers, “de Tour win je in bed.” In dit geval: op de ligstoel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten